Onder druk van de rijksoverheid en provincies hebben gemeenten de afgelopen jaren met name kleine kampjes aangelegd ten behoeve van de woonwagendoelgroep. Na de decentralisatie van het woonwagenbeleid, als gevolg waarvan rijk en provincies hun zeggenschap en sturing terzake hebben ingetrokken, zijn veelal kleine gemeenten overgegaan tot het opheffen van kampjes. De vrijgekomen grond krijgt doorgaans een woningbouw- of openbaar groenbestemming. Intussen blijft de woonwagenpopulatie groeien, sneller dan de gemiddelde bevolkingsgroei. Sinds 1998 is het aantal standplaatsen, landelijk gezien, slechts met 5% gestegen, terwijl er 42 kleine locaties verdwenen. Het ministerie van VROM verwacht voor het jaar 2010 een substantieel tekort van 2800 standplaatsen.
Zoals gesteld speelt het ministerie geen leidende rol, sinds de afschaffing van de woonwagenwet in 1999. Gemeenten dienen zelf voor hun woonwagenbevolking te zorgen. De fractie van GroenLinks Nieuwegein maakt zich ernstig zorgen om de opvang en toekomst van bedoelde doelgroep.
In sommige provincies (bijv. Overijssel) is het aantal standplaatsen drastisch gedaald, terwijl de reële behoefte stijgt. De geschetste ontwikkeling vormt voor de GroenLinks-fractie aanleiding een aantal vragen aan het College van B&W te stellen waarin gevraagd wordt naar het huidige beleid en de toekomstverwachtingen.